Schaakclub Sneek werd opgericht
in 1906. Dat wil echter niet zeggen dat er voor die tijd in Sneek niet werd
geschaakt. De eerste schaakclub in Nederland werd in
1803 in Den Haag opgericht
onder de naam "Haagsch Schaakgenootschap". In Friesland kwam de
eerste club pas 40 jaar later. In Woudsend werd in 1843 "Strijd in
Eendracht" opgericht. Deze vereniging bestaat allang niet meer want na
1864 is niets meer van de club vernomen. Het is in Nederland de enige dorpsvereniging
waarvan het reglement bewaard is gebleven.
De leden van de vereniging kwamen
bijna allemaal uit een familie, de familie Tromp. Er werd niet alleen geschaakt
maar er werden ook problemen gecomponeerd. In het oudste Nederlandse schaakblad
Sissa, dat voor het eerst in 1847 verscheen, zijn een aantal van deze problemen
opgenomen.
Hoewel er veel Trompen lid waren,
zijn wij als Snekers meer geïnteresseerd in Johannes Schijfsma, in 1851
vice-voorzitter van Strijd in Eendracht. Deze Johannes Schijfsma (1821-1903)
van beroep zilversmid, is een van de oprichters van het Sneker Schaakgezelschap
in 1875. Hiervoor werd in Leeuwarden in 1847 Philidor al opgericht. Deze
vereniging bestaat nog steeds en is daarmee een van de oudste verenigingen van
het land.
In het boek "De Friese
Schaakkoningen" van Haye Kramer lezen we onder andere:
"Evenals in Londen en Amsterdam worden in Leeuwarden in het begin
van de jaren vijftig wedstrijden georganiseerd. De allereerste begint op
woensdag 26 maart 1850, 's-Morgens 10 uur, bij de heer W. van der Wielen thuis
in de Sacramentstraat. De wedstrijd is aangekondigd in de plaatselijke pers, de
Provinciale Friesche Courant en de Leeuwarder Courant. Aan de start verschijnen
13 deelnemers, 8 leden en 5 genodigden. Zij betalen 50 cent inleggeld en
beginnen om half elf. Na een pauze tussen 14.00 en 15.30 schaakt men tot diep
in de nacht door. Omdat remisepartijen niet gelden en er ook geen tijdcontrole
is komt men niet tot een beslissing. De heren Geerts en van Temmen staan
bovenaan en zij spelen op 8 maart een beslissingspartij die nog steeds geen
werkelijke beslissing brengt. Pas tijdens het daarop volgende etentje komt men
tot overeenstemming: Geerts wint de eerste prijs, een boekwerk van f10,- en van
Temmen de tweede prijs, een zilveren doosje ter waarde van ƒ4,- .
Aan een volgend toernooitje, op 12 februari 1851, doen 17 schakers mee:
9 leden en 8 genodigden waarvan 4 uit Sint Anna- en Sint Jacobi Parochie.
Winnaar van deze regionale wedstrijd wordt A. Adriani. Hij kon een fraaie
tafellamp ter waarde van ƒ10,- mee naar huis nemen. Dezelfde Adriani komt ook
in het derde toernooitje, gehouden op 29 oktober 1851, als eerste naar voren.
Hij bereikt dat resultaat door zijn laatste concurrent, op 15 november 1851 na
een 4 uren durende strijd, uit te schakelen. Deze partij is voor het nageslacht
bewaard gebleven want de secretaris heeft het verloop in het notulenboek
opgenomen.
In fraai schoonschrift geeft hij aan:
"Laatste spel gespeeld door de heren Jelgersma-Adriani. De heer
Jelgersma had de eerste zet en de witte stukken". Vervolgens laat hij wit
als eerste zet b8 op c6 doen en zwart antwoorden met e2 op e4. Vertaald in de
huidige notatie (1.Pb8-c6 e2-e4) dus: 1. Pb1-c3 e7-e5. Een en ander was het
gevolg van de regel dat men eerst om de voorzet, en vervolgens om de kleur
lootte. In dit geval speelde Jelgersma dus met de witte stukken en had hij
bovendien nog de voorzet. De eerste zet had der- halve 1. Pb1-c3 moeten zijn.
De notatie is alleen te verklaren door aan te nemen dat de velden van het bord
waren gemerkt en dat de witte stukken op de 7e en 8e rij stonden. Uit het
vervolg van de notatie blijkt dat de heren het ook niet zo nauw namen met de
overige regels want de koning en de dame zijn van plaats verwisseld. We doen er
daarom goed aan de hele partij met de mantel der liefde te bedekken".
In 1850 werd in Weidum een club
opgericht. Uit het blad Sissa is bekend dat de club in 1866 nog bestaat:
"Strijd en Eendracht" met als voorzitter M. Tjepkema. Omstreeks
dezelfde tijd wordt er in Sneek ook een schaakclub opgericht onder de naam
Palamedes. Van deze vereniging is weinig bekend. Er zijn echter wel twee
correspondentiepartijen tegen Philidor Leeuwarden aan de vergetelheid ontrukt.
H. Kramer laat deze partijen in 1865,1866 spelen. Doch in het jubileum boek van
Philidor wordt de eerste partij gestart op 25 februari 1853.
Uit het jubileumboek:
"Philidor heeft een vijftal leden als denktank aangewezen en deze
zorgen er voor dat op 23 mei 1854 na 44 zetten de winst binnengehaald kan
worden. Sneek wenst revanche te nemen en nodigt Philidor uit tot het spelen van
een tweede partij en stelt daarbij voor de zetten in de Provinciale Courant te
laten opnemen. Philidor gaat daarmee akkoord, temeer daar er reeds op 2
december 1853 een besluit tot koop der schaakfiguren voor de Courant à 10
guldens en voor vracht 30 ct. was geregeld. Wel wenst Philidor dat Palamedes
meedraagt in de kosten van een fooi van drie gulden bestemd voor de knechten
van de drukkerij der Provinciale Courant. Sneek wijst het voorstel af wegens
geldgebrek. Philidor berust hierin en betaalt de fooi zelf maar. Palamedes
vraagt Philidor direct na de opgelopen nederlaag een tweede partij te spelen;
men wil graag een herkansing krijgen. Philidor gaat akkoord. De
correspondentiepartij vangt aan op 30 mei 1854 en eindigt op 12 oktober 1855,
na 58 zetten, in een nederlaag van Philidor. Sneek heeft dus inderdaad revanche
weten te nemen. Daar beide steden een partij hebben gewonnen, vindt men dat er
nog een beslissingspartij dient te worden gespeeld. Met deze partij wordt op 21
oktober 1855 gestart. Er wordt bepaald dat Philidor met de witte stukken speelt
en de eerste zet krijgt toebedeeld. Er schijnt ergens iets fout te zijn gegaan,
want er is niets over deze partij te vinden in de notulen, noch in Sissa.
Jammer!”
Deze twee partijen is alles wat
ons rest van schaakclub Palamedes. Tot 1866 zijn er incidentele berichtgevingen
in Sissa waaruit blijkt dat de heer K.K. Kooi president van het genootschap is.
Het overzicht in Sissa in 1868 geeft eigenlijk al het vermoeden dat deze
vereniging opgehouden had te bestaan. Palamedes stierf een zachte dood. Dat kan
niet gezegd worden van de Griekse held Palamedes, de strijder vol listen en
lagen uit de Trojaanse oorlog, die dacht Odysseus te slim af te zijn maar dankzij
een tegenactie van diezelfde Odysseus werd gestenigd en zo het leven verloor.
Hij was wel een wijs man getuige
het citaat uit: Griekse Mythen van Robert Graves.
"Palamedes had zijn kameraden aan zich verplicht door de
uitvinding van de dobbelsteen waarmee zij de tijd voor Troje doodden, en het
eerste paar wijdde hij in de tempel van Tyche in Argos. Maar allen benijdden
hem om zijn diepzinnige wijsheid, omdat hij ook de uitvinder was van de
vuurtoren, de weegschaal, het meetlint, de discus, het alfabet en de kunst van
het plaatsen van wachtposten" .
Er wordt beweerd dat hij ook de
uitvinder was van het schaakspel. Dat is echter onjuist.
In 1858 nemen er twee Friezen, de
heer A. de Jong, voorzitter van Philidor, en de heer R. Heeren aan een wedstrijd
te Nijmegen deel. Het is de eerste onofficiële wedstrijd om het kampioenschap
van het land. Winnaar wordt de militair Wendy van Palas.
In 1861 worden er in Friesland
twee ver~nigingen opgericht te weten "Heerenveen" en
"Overwinning kroont den Strijd" uit Weinaldum in 1863 gevolgd door
"Dokkum" en "Friso" uit Winsum in
1875. In Sneek wordt op 25
oktober 1875 het "Sneker Schaakgezelschap" opgericht. Voorzitter is
de heer P. Feenstra en secretaris-penningmeester de heer G. Nieuwenhuis. Alles
staat opgetekend in het prachtige handschrift van de secretaris in het
notulenboek.
In het boek "Het loopt
ongenadiglijk mat" van Drs. H.J.G.M. Scholten lezen we:
“De korte reglementen zijn al van 18 oktober. Opmerkelijk in dit
reglement zijn de contributie per avond, de boeteregeling en de verwijzing naar
Sissa voor de spelregels. De boeteregeling werkt niet echt, want de absentie
schommelt rond de 50% en men maakt melding van achterstallige
contributiebetaling door de afwezige leden. Het aantal leden van de vereniging
blijft beperkt tot circa tien, maar er komen regelmatig gasten uit de
buurt".
De heer P. Feenstra was koopman, de heer G. Nieuwenhuis horlogemaker.
Verder duikt de heer Joh. Schijfsma op. Deze was in 1851 vice-voorzitter van
schaakclub Woudsend. Joh. Schijfsma (1821-1903) was zilversmid. In het
scheepvaartmuseum in Sneek zijn veel stukken van zijn hand te zien. De
schaakavonden worden "vergaderingen" genoemd. In de verslaggeving
duikt in 1877 de naam van J. van der Weij als liefhebber op.
"De vereniging wordt vooral gevormd door mensen die hun bestaan
vinden in de handel en met name de nijverheid. Ze vormen zeker niet de
maatschappelijke toplaag in Sneek. Het verenigingsleven is nauwelijks
geanimeerd te noemen. Op een bijeenkomst zijn vier tot acht leden aanwezig;
uitgaven worden alleen gedaan voor de aanschaf VWl een notulenboek, papier en
briefkaarten en voor de zaalhuur. In de loop van een jaar (tussen 25 oktober
1875 en 17 juli 1876) werden er 288 partijen gespeeld, waarbij Th. Camphuis de
beste was.
In het tweede en derde verenigingsjaar neemt de opkomst verder af en na
2 juli 1877 wordt er geen melding meer gemaakt van bijeenkomsten. Het
schaakleven in Sneek komt daarmee zeker niet geheel tot stilstand.
Op 17 november 1880 wordt er in de Sneeker Courant een schaakwedstrijd
aangekondigd in de buitensociëteit "De Harmonie". Een van de
organisatoren is het oud lid Johannes Schijfsma. Op 22 december 1880 wordt den
afloop van de schaakwedstrijd in dezelfde krant geannonceerd, maar uitslagen
komen we niet te weten.
Op 1 oktober 1887 wordt nogmaals zo'n schaakwedstrijd aangekondigd.
Daarvoor had de Schaakkalender van Het Noordelijk Schaakbond in 1886 al laten
weten dat enige liefhebbers geregeld bijeenkwamen. Vier van de vijf daarbij
genoemde namen zijn herkenbaar als voormalig lid van het Sneeker
Schaakgezelschap: Jan en Joh. Schijfsma, Th. Camphuis en G. Nieuwenhuis. De
laatste was eerder secretaris-penningmeester geweest. Dat wordt hij opnieuw als
op 4 november 1890 het "Sneeker Schaakgezelschap" wordt heropgericht,
waarvan aantekening is gemaakt in hetzelfde notulenboek. Ook deze poging is
geen lang leven beschoren want al na vijf vergaderingen worden de aantekeningen
gestaakt".
Aldus het boek "Het loopt
ongenadiglijk mat".
Er werd die tijd gespeeld in zaal
"Het Oudste Koffiehuis" van Bakker.
Inmiddels is in september 1878 de
schaakclub "Andersen" in Huizum opgericht, gevolgd door
"Friso" in Winsum op 18 februari 1880 (opnieuw opgericht). In 1881
"Ferwerd . en Omstreken" uit Ferwerd. In 1885 wordt in Leeuwarden een
tweede vereniging opgericht te weten de schaakclub Leeuwarden. In 1886 worden
er in Friesland twee verenigingen opgericht. In Roordahuizen (Reduzum)
"Okkenius" en in Bolsward "Westergoo". In 1890 doen ze in
Sneek nog een korte poging. Ook in de Wouden wordt geschaakt, in 1892 worden er
verenigingen opgericht in Beetsterzwaag en Gorredijk. In 1898 ziet in
Leeuwarden de derde vereniging het levenslicht, dan wordt de
"Vriendenkring" opgericht.
Van al deze verenigingen zijn er
al veel verdwenen. In Gorredijk (1892) en Heerenveen (1861) wordt nog steeds in
verenigingsverband geschaakt. De huidige schaakclub in Heerenveen werd op 20
september 1914 opgericht. In Bolsward vierde Westergoo in 1986 zijn
honderdjarig bestaan. Het gedenkboek "Lustig huppelen de oud geworden
paarden weer over het -f bord" geschreven door Harm Jan Dijkstra is door
ons veel gebruikt.
De Leeuwarder schaakclub Philidor
bestaat al sinds 1847 en is een van de oudste verenigingen van het land. Ook
hun in 1997 verschenen boek is door ons veelvuldig geraadpleegd.
In 1895 schrijft C.T. v/d Ham uit
Huizum:
"De Huizummer club bestaat uit zoogenaamde natuurschakers, die
o.a. nooit een partij noteren. Ik heb ten minste bij den geheelen wedstrijd
niemand iets zien aantekenen. De eerste prijs ontglipte mij door het
natuurschaken; ik moest nl. wachten op een der heeren, om mijn laatste partij
te spelen, doch deze was in een eindspel gewikkeld, dat voor hem al reeds
dertig zetten vroeger gewonnen was, maar waarbij van weerskanten geschoven werd
tot in het oneindige met het gevolg, dat ik pas des nachts drie uur aan de
beslissende partij kwam. Ik was reeds van zes uur des morgens af in de weer,
zoodat ik in dat heilige oogenblik Paarden en Raadsheeren niet al te best meer
vermocht te onderscheiden en zoo na nog tweemaal, ik mag wel zeggen toevallig,
remise gemaakt te hebben, eindelijk geheel "op" zijnde, de derde
partij na een zet of twaalf maar abanonneerde, daar ik wel gevoelde tot
allerlei dwaasheden in staat te zijn, doch niet, om een emstige partij te
spelen. Overigens is het met het schaakleven in dezen hoek van Friesland al
zeer treurig gesteld. De club, waarvan ik Voorzitter ben, bloeide bij den
beginnen veel te sterk op; men meende het schaken zoo maar eventjes te kunnen
leeren, maar ik begreep terstond, dat vele leden zich wel weer terug zouden
trekken, zooals dan ook geschied is. Als ik u nu meededeel, dat de leden ook
hier er niet toe kunnen komen, een partij te noteeren of zelfs maar de
benamingen van de velden zich eigen te maken, behoef ik zeker niet verder uit
te wijden om u te doen begrijpen dat het schaken hier, niet veel te beteekenen
heeft. Jongelui zijn er hier ter plaatse of in de omgeving niet toe te brengen.
In Beetsterzwaag verkeert de Schaakclub zoo wat in hetzelfde doen. Mijn vriend
de heer Halbertsma aldaar, klaagt over dezelfde verschijnselen. Maar er is
daar, geloof ik, nog een enkele uitzondering. Overigens zijn mij in Friesland
behalve de genoemde club in Huizum en de Vereeniging "Philidor" in
Leeuwarden geen clubs bekend. Naar ik meen bestaat er te Bolsward ook een
Vereeniging. Verder zijn er hier en daar verspreid wonende schakers, waarvan de
sterkste wel zal zijn de heer R. Heeren te Temaard .... Ik begrijp ten volle,
dat het Tijdschrift en al de wedstrijden, die de Bond uitschrijft, verbazend
veel kosten na zich slepen. Ik vrees dat als Friesland door ruime toetreding
tot den Bond, verbetering in de financiën moet brengen, de verwachtingen niet
te hoog gespannen moeten zijn, enz.".
Uit het boek "De Friese
Schaakkoningen".
Uit bovenstaande blijkt wel dat
schaken in Friesland in die tijd nog niet veel voorstelde.
In de schaakclubloze periode in
Sneek tussen 1877 en 1890 en tussen 1891 en 1906 werd nog wel geschaakt getuige
een aantal advertenties in de krant. Op 31 maart 1877 verscheen er in de krant
een advertentie van het tijdschrift "De Schaakwereld" 28e jaargang
van Sissa. In 1880 verscheen er een advertentie in de krant voor een
schaakwedstrijd in de buitensociëteit "De Harmonie" in Sneek. In de
commissie zit Joh. Schijfsma, ex-lid van het niet meer bestaande
schaakgenootschap. In de krant zijn geen uitslagen gevonden. Op 4 oktober 1887
is er weer een wedstrijd in "De Harmonie", ook hiervan zijn geen
uitslagen bekend.
Na de eeuwwisseling komt er weer
activiteit in Friesland. Dat is aan een aantal oorzaken toe te schrijven.
We lezen in het boek "De
Friese Schaakkoningen".
"In de eerste plaats aan de stimulerende werking van de landelijke
bond die in 1901 weer een zogenaamde kleine wedstrijd in Leeuwarden
organiseerde en die verder een zilveren medaille met diploma beschikbaar stelde
voor een wedstrijd in 1902 om het kampioenschap van Leeuwarden en omstreken.
Als tweede oorzaak is de activiteit te noemen die er nog van de Friese
schakers zelf uitging. De genoemde wedstrijd om het kampioenschap van
Leeuwarden is uitgeschreven door de club Vriendenkring, die er ook een zilveren
medaille voor beschikbaar stelde. De wedstrijd had een meer regionale betekenis
want van de 12 deelnemers kwamen er vier uit aangrenzende gemeenten.
De derde oorzaak is te zoeken in de activiteiten van een zekere heer W
Muntjewerff uit Amsterdam. Hij begon in 1902 met een nieuw maandblad onder de
titel: Schaakblad en een aantal ondertitels: Maandblad voor Nederland en Koloniën;
speciaal gewijd aan de belangen van het Schaakspel; Opleidingsblad voor
iedereen; Het meest gelezen Schaaktijdschrift in Nederland. De abonnementsprijs
van ƒ1,- per jaar, franco per post, moest worden verhoogd tot ƒ2,50 maar er
kwam een kleine editie waarvan de prijs op ƒ1,- bleef gehandhaafd. Muntjewerff
koos met zijn blad vooral Friesland als zijn werkterrein omdat de landelijke
bond hier maar weinig leden had. Het spreekt vanzelf dat zijn belangen weldra
in conflict kwamen met die van de Bond. Vooral het organiseren van wedstrijden
wekte wrevel op.
Dit alles heeft zonder twijfel mee gespeeld bij de veranderingen in het
Friese schaakleven die kort daarop plaats vinden. Maar het initiatief van het
vernieuwde Philidor uit Leeuwarden is niet de enige aanleiding. Vanuit een
onverwachte hoek van de provincie komt een initiatief tot het oprichten van een
Friese Schaakbond. De nieuwe eeuw eist een nieuwe aanpak".
In de uitslagen van de kleine
wedstrijd in Leeuwarden in 1901 duikt de naam A.M. Sustring op. Hij wint de 1e
prijs in de tweede klasse. Zijn naam staat op de ledenlijst van het Sneeker
Schaakgezelschap in 1890 en ook later komen we zijn naam tegen. Sustring is
zilversmid en werkgever van Johan en Jan Schijfsma. Als in januari 1906 de
Schaakclub Sneek wordt opgericht, volgt drie maanden later de oprichting van de
F.S.B.